Begeleiding en ondersteuning

Kwaliteitszorg

Wij vinden het belangrijk om dagelijks basiskwaliteit te bieden. Daar hebben onze leerlingen recht op. In aanvulling op de eisen die vanuit de onderzoekskaders primair onderwijs, voortgezet onderwijs en (voorgezet) speciaal onderwijs van de Inspectie van het Onderwijs aan ons worden gesteld, hebben we beschreven wat we onder deze basiskwaliteit verstaan. Het realiseren van deze ambities vereist zorgvuldig kwaliteitsmanagement. Kwaliteitsmanagement omvat alle activiteiten die erop gericht zijn de kwaliteit van (het onderwijs van) OOZ te onderzoeken, op orde te brengen en te houden, openbaar te maken en de realisatie van de doelen te bevorderen.

In- en externe onderzoeken, visitaties en audits zijn instrumenten van het kwaliteitszorgsysteem en zijn ondersteunend om de kwaliteit van de scholen te monitoren.

In principe wordt op iedere school één keer per twee jaar een waarderende audit uitgevoerd. Er wordt tijdens de audits gekeken naar successen en verdere kansen voor ontwikkeling ten aanzien van de kwaliteit van het onderwijs in de brede zin van het woord.

Om de kwaliteit van de lessen te onderzoeken en de kwaliteit van het pedagogisch en didactisch handelen te monitoren voert de school lesobservaties uit met behulp van de Digitale Lesobservatie Tool (DOT). DOT is tevens een instrument voor leraren om inzicht te krijgen in hun eigen pedagogische en didactische vaardigheden.

Daarnaast worden groepen en leerkrachten bezocht door de intern begeleider en onze beeldcoach.

Onze uitgangspunten

  • Elk kind is uniek en daarom is ons schoolbeleid erop gericht om zoveel mogelijk rekening te houden met de verschillen tussen kinderen. Dit hebben we binnen onze school op verschillende manieren vormgegeven. We werken met een ondersteuningssysteem waarmee we onze kinderen proberen die extra hulp te geven die zij nodig hebben. Een positief pedagogisch klimaat zorgt ervoor dat kinderen zich thuis voelen op onze school, wat ook naar voren komt uit vragenlijsten aan kinderen (jaarlijks) en ouders (tweejaarlijks). In de klas hanteren we zelfstandige werkvormen om de zelfredzaamheid van kinderen binnen de groepen te bevorderen.
  • Binnen de mogelijkheden die wij als school hebben, zorgen we voor een passend leerstofaanbod om de leerlingen zoveel mogelijk op hun eigen niveau aan te spreken.
  • Waar mogelijk zijn, in het kader van Passend Onderwijs, ook de kinderen met een beperking welkom op onze school.
  • Bovengenoemde maatregelen zijn in het algemeen voldoende om zorgleerlingen op te vangen binnen onze school. Wanneer deze zorg niet toereikend is, overleggen we binnen ons samenwerkingsverband en binnen ons bestuur wat er mogelijk is om deze leerlingen te ondersteunen.
  • Om mee te komen in het onderwijs en in de samenleving moeten leerlingen de Nederlandse taal goed beheersen. Heeft uw kind een achterstand op het gebied van taal? Vindt uw kind taal heel moeilijk? Op onze school pakken we dat zo snel mogelijk op. In de zogenoemde vve-groep krijgt uw kind extra ondersteuning op het gebied van taal. Daarmee maakt het later meer kans om onderwijs te volgen op een niveau dat past.

Het volgen van de kinderen

Van alle kinderen staan de specifieke onderwijsbehoeften beschreven in Parnassys, ons volgsysteem.

Door gebruik te maken van dit leerlingvolgsysteem wordt de ontwikkeling van het kind vanaf groep 1 nauwlettend gevolgd door de groepsleerkracht en de intern begeleider, de voortgang wordt besproken en bewaakt. In de groepen 1 en 2 wordt gebruik gemaakt van Parnassys Leerlijnen Jonge Kind. Voor de groepen 3 tot en met 8 worden gegevens verzameld naar aanleiding van dagelijkse observaties, methode-gebonden toetsen en landelijk genormeerde toetsen (CITO Leerling in Beeld). Er wordt een koppeling gemaakt met Parnassys. Methode-gebonden toetsen vinden regelmatig plaats. Twee keer per jaar zijn er “grote” toets-periodes. In deze periode vinden de Cito-toetsen plaats. Dit zijn landelijk genormeerde toetsen op het gebied van taal, spelling, lezen en rekenen.

Na het maken van de methode-gebonden toetsen evalueert de leerkracht wat nog extra aandacht nodig heeft op individueel- en groepsniveau. Na een toets-periode (CITO) vindt er op individueel, groeps- en schoolniveau een evaluatie plaats. In deze evaluatie wordt door de leerkrachten en intern begeleiders gekeken naar de resultaten en worden trendanalyses gemaakt. Dit is van belang om het niveau van de kinderen, groepen en school duidelijk in beeld te houden en tijdig aanpassingen te doen

Het School Ondersteunings Plan

Op de Tweemaster leren kinderen vaardigheden die zij nodig hebben voor het verdere functioneren als zelfstandig en verantwoordelijk mens in de samenleving. Een samenleving waar onze school middenin staat. Ieder kind is uniek en ontwikkelt zich op zijn/haar eigen manier en krijgt in toenemende mate meer verantwoordelijkheid bij zijn of haar leerproces.

Onze leerkrachten en intern begeleiders houden de ontwikkelingen van ieder kind goed in beeld. Soms kan het zijn dat een kind specifieke hulp nodig heeft. Dit proberen we zoveel mogelijk binnen de school, in de eigen groep, te realiseren. Voorbeelden hiervan zijn:

  • het vertraagd en in kleinere stappen volgen van een programma
  • versneld door de leerstof gaan
  • indien mogelijk ondersteuning buiten de groep door een onderwijsondersteuner.

Op de Tweemaster is een hoog niveau van basiszorg, dit is de zorg die wij aan onze leerlingen bieden binnen de groep. Uitgangspunt hierbij is dat de leerling zoveel mogelijk wordt opgevangen in de eigen groep door de eigen leerkracht, waarbij de relatie met de leerkracht de stevige basis is. Een goede relatie tussen de leerkracht en de leerling brengt de leerling tot leren en ontwikkelen. Binnen onze school is een goede onderwijsstructuur met afstemming tussen onderwijs, zorg en veiligheid.

Er is ook veel aandacht voor de sociaal-emotionele ontwikkeling, het aanleren van kennis en vaardigheden, het ontwikkelen van talenten en de sportieve en creatieve ontwikkeling. Wij gaan uit van verschillen tussen leerlingen en handelen hiernaar. De school draagt de verantwoordelijkheid voor het onderwijs, zorg en de ontwikkeling van de leerling maar kan hierbij hulp van buitenaf inschakelen, dit noemen we breedtezorg. Hierbij kunnen we de hulp inschakelen van de jeugdverpleegkundige GGD, SAAM-welzijn, de Kern, logopedie, fysiotherapie, dyslexietraining, PMT, jeugdzorg, ambulant begeleiders, e.d. 

De ondersteuningspiramide van passend onderwijs maakt het niveau van de ondersteuning inzichtelijk. Het kenmerkt zich door de groeiende betrokkenheid van specialisten en het inzetten van steeds specifiekere interventies.

Ondersteuningsniveau 1 is de ondersteuning die door de leerkracht wordt geboden aan de hele groep ter ondersteuning van leerprocessen. Denk bijvoorbeeld aan het lopen van rondes, gebruik van aanschouwelijk materiaal of het gebruik van een planbord. 

Ondersteuningsniveau 2 is de extra begeleiding die door de leerkracht wordt geboden binnen reguliere differentiatie mogelijkheden als verlengde en verdiepte instructie, extra oefenmogelijkheden of het gebruik van speciale materialen.

De leerlingen worden ingedeeld in 3 aanpakken.

  • Aanpak 1: verlengde instructie, herhaalde inoefening.
  • Aanpak 2: basis aanpak
  • Aanpak 3: verkorte instructie en verrijking en verdieping.

Ondersteuningsniveau 3:  

De intern begeleider wordt via de groepsbespreking betrokken bij de leerling.   

De belemmerende en stimulerende factoren en de onderwijsbehoeften worden in kaart gebracht. Er is sprake van specifieke interventies, door de leerkracht. Afhankelijk van de ondersteuningsstructuur van de school kan de leerkracht hierbij ondersteund worden door onderwijsassistent. De inzetbaarheid van de onderwijsassistenten is afhankelijk van de beschikbare budgetten. Dit is per schooljaar verschillend. De leerling heeft achterstanden en het doel van ondersteuningsniveau 3 is om de leerling weer aansluiting te laten vinden in het programma van de groep. Er is sprake van convergente differentiatie. 

De IB-er kan (interne) specialisten inschakelen.

De eerste consultatie van de orthopedagoog of ambulant begeleider kunnen plaats vinden met toestemming van de ouders. De orthopedagoog kan de school voorzien van advies. In sommige gevallen zal een observatie en/of onderzoek worden uitgevoerd en besproken met de ouders en school.   

Als de activiteiten onderdeel zijn van een ingezet traject, dan wordt dit planmatig vastgelegd. Dit ondersteuningsniveau valt onder de basisondersteuning. We nemen hiervoor het advies landelijke norm voor basisondersteuning als leidraad. Advies-landelijke-norm-voor-basisondersteuning-22-november-2024.pdf

Ondersteuningsniveau 4:  

Als een leerling niet meer voldoende profiteert van het aanbod van de groep, kan er in overleg met de orthopedagoog besloten worden om de leerling los te koppelen van het niveau van de groep. Dit geldt zowel voor de cognitieve vakken als voor de sociaal-emotionele ontwikkeling (gedrag). Te denken valt aan; de leerling kan niet functioneren zonder voortdurende aansturing, is onvoldoende zelfstandig en/of afhankelijk van de leerkracht.

Als een leerling functioneert in ondersteuningsniveau 4 dan vraagt dit een grotere inzet van de school dan er via de basisondersteuning kan worden geboden.

Er wordt dan een eigen leerlijn gestart. Dit noemen we een OPP, Ontwikkel-Plan met Perspectief. Hierin staan individuele doelen en een op maat gemaakt plan. De leerling krijgt zoveel mogelijk een aanbod op eigen niveau en tempo, met als doel uiteenlopende leerresultaten te bereiken. Dit type differentiatie erkent dat niet alle leerlingen hetzelfde hoeven te leren of dezelfde doelen hoeven te behalen.

Dit plan wordt met kinderen en ouders besproken (hoorrecht) om op basis daarvan samen tot de nodige ondersteuning te komen. De inbreng van de leerling en wat dit betekent voor de uitvoering wordt beschreven in het OPP. Ouders moeten het handelingsdeel van het OPP ondertekenen.

De orthopedagoog volgt samen met school de ontwikkeling van de leerling.   

De maatwerkbenadering en de intensieve begeleiding rechtvaardigen een inzet vanuit de middelen passend onderwijs. Er kan ambulante begeleiding worden aangevraagd bij het samenwerkingsverband. Deze AB-er kan de leerkracht en/of leerling ondersteunen.

Op het moment dat blijkt dat de leerling ook met het OPP onvoldoende tot ontwikkeling komt, kan er worden gekeken of de leerling verwezen kan worden naar een passende plek.

Ondersteuningsniveau 5

Het dossier van de leerling wordt opgestuurd naar het CAT (Commissie Arrangeren Toelating). Hierin wordt gekeken of de leerling recht heeft op een toelaatbaarheidsverklaring voor het S(B)O. Als de toelaatbaarheidsverklaring gaat de leerling onderwijs op het S(B)0 volgen.